MEVROUW DAVIS’ VLUCHT
Zelden beantwoordt de werkelijkheid aan de schone idealen onzer jeugd. Deze treffende gemeenplaats, zo gangbaar bij ouders en opvoeders, openbaarde zich in heel haar harde waarheid bij de visite van die vroegere hospita van me met haar dochtertje. Visite -, tenminste dat zei het dienstmeisje: ‘Er is visite voor u.’
Het woord visite doet me onmiddellijk denken aan nodeloze zinnen, nodeloze thee en nodeloze koekjes - het houdt voor mij verband met dialogen, waarin niets gezegd wordt en pijnlijke druk op de oogballen. Het geheel is meestal een kleine slappe toneelvertoning onder prullige regie.
Wanneer men echter als gastvrouw tien boterhammen gaat beleggen met pinda, jam, eieren en kaas en tegenover een bewogen drama van poging tot moord, vlucht, en een portemonnaie met nog maar vier cent komt te staan, kan althans de enigszins emotieloze suggestie van het begrip ‘visite’ vervallen. Och God nee, mevrouw Davis met kleine zus is géén visite; het is honger en mod-dervoeten en kapotte schoenen - een beetje doodsangst en een overweldigende portie levensmoed. En het zijn de dikste moeder en het magerste, schrielste kind van elf jaar, die ooit samen gezien werden, geloof ik. Van die dikte zal de levensmoed wel stammen - ergens moet die
5