angstige vraag wat je mankeerde, had een gesmoord: ‘Ik voel me zo raar’ de kroon op het werk gezet. Een kroon die bestond uit een paar verrukkelijke vrije uren in zon en wind, in drukke, ongewone straten, een kroon, die je werkelijk vond wel verdiend te hebben. Want je was heel naar en doodsbleek geweest met erge maagkrampen - voltooide je levendige fantasie - en de leraar had zelf gezegd: ‘Ja, dan moet je maar naar huis gaan.’ Doch deze treffers in de loterij van spel, toeval en goedgelovigheid kwamen zelden voor. Meestal trok men een niet... En wanneer er een woord bestond voor iets, dat nog minder dan niet uitdrukt, zou ik dat gebruiken. Niet is te vaag en te onbeduidend voor de afgrijselijke kleinheid waarin men verzinkt, wanneer list doorzien wordt. De kunstige uitvinding van het witpoederen en de onderhoudende komedie met de maagkrampen verdwazen tot een fatale bespottelijkheid.
Want is er iets dat meer vernedert dan een dikke vinger met een korte nagel eraan, die een veeg door je bleekheid haalt? Is er iets snijdenders, dan de honende stem van de door de wol geverfde leraar aan wie deze onaangename vinger behoort? En de stille bewondering, die zich van de klas meester maakt wanneer list gelukt, slaat bij verloren spel direct in onbarmhartige spot over, die je wekenlang kan vervolgen. Zoals het grotemensenpubliek de goochelaar uitfluit, wanneer het de dubbele bodem van de toverhoed te zien krijgt, die wel iedereen vermoedde, doch die niet zichtbaar mocht worden.
Neen, de dingen moesten helemaal vanzelf gebeuren.
58