Eigenlijk had men met meer overleg te werk moeten gaan die lichte Octobcrdag, toen men de Britse heer, met wie men door een noodlottig toeval getrouwd was geraakt, in de steek liet. Het ware verstandiger geweest in plaats van bagatellen als het C opperfield-boek, een grinnikend Chinees popje en een vergeelde steendruk naar Steinlen wat zomerkleren en ondergoed mee te pakken, voor men de onzekere toekomst inging. Maar de Britse heer kon elk ogenblik thuiskomen en de dag der vrijheid was uit goud en blauw gemaakt - en ik kon Gopperfield met het koelie-chineesje en die beide gelaten wachtende meisjes van Steinlen toch niet achterlaten in dat grote huis, waar wij zo ongelukkig geweest waren. De avondjapon, waarin ik de bagatellen wikkelde, had ’n mooie zeegroene kleur, ik was er erg op gesteld, doch ik had beter zo’n paar japonnetjes kunnen meenemen, die men op veelbelovende zoele Aprildagen aantrekken kan - die avondjapon veranderde later toch in worst en boterhammen. Als schildersmodel gaat men nogal vroeg naar bed, het is een vermoeiend beroep - en worst en brood op tafel is beter dan een niet-gedragen japon in de kast, ook wanneer die nog zo mooi is. Het ging ons betrekkelijk goed die winter in de vrijheid. Kleine Gopperfield en Wilkins Micawber hielden me ’s avonds en de Zondagmiddagen trouw gezelschap op m’n huurkamertje; en het was of de geur van goedkope puddingpastei en zoete punch zich dan voegden bij de vele, minder aangename van het huis Posanzky. Het werd wel een beetje beduimeld en smoezelig van de vingertjes der Posanzky-kinderen - het Copperfield-boek, maar daar waren zowel kleine Copperfield als Wilkins Micawber al aan gewend - in de schuldgevangenis was het ook niet frisser geweest. En de groen en rosé geglazuurde koelie kwam nu pas goed tot z’n recht in het kale, armoedige