Eigenlijk is het niet veel, wat de meeste mensen van hun verre reizen te verhalen hebben. Ze zijn in Bali geweest of Marokko, in de Dolomieten of naar de fjorden en dan zeggen ze gewoonlijk: ’Hemel, zo prachtig, echt interessant, je kunt je niet voorstellen hoe mooi.’ En meestal is dat alles. Vaak wordt er dan nogal veel over het eten gesproken en of er al dan niet mooie vrouwen te zien waren - alsof die landen één groot restaurant geweest zijn of één uitgebreide show van schoonheidskoninginnen. De recla-me-affiches van de grote reisbureaux geven fellere en bonter gekleurde illusies. Dat doen ook koffers met bagage- en hoteletiketten dicht beplakt. Maar die kan men tegenwoordig kopen — de etiketten meen ik een onzer vooraanstaande weekbladen annonceert ze week in, week uit tegen werkelijk billijke prijzen op de advertentiepagina. En misschien besparen de mensen zich veel moeite en last, door eenvoudig in een houten huisje op de hei te gaan zitten en van die etiketten te kopen; ze komen terug met rijk beplakte koffers en voor buren en kennissen hebben ze hun jaarlijkse plicht gedaan: ze waren de voorgeschreven tijd met vacantie, en de vaderlandse hei is hun denkelijk beter bekomen dan Bali of de Pyreneeën.
Van mijn koffers heeft eens een overijverig dienstmeisje netjes alle etiketten afgeboend, echte goede etiketten, niet van de annonce. Ik kan dus opnieuw beginnen, onbezwaard, zonder etiketten, hoewel niet zonder herinneringen. Ik heb zulke weinig vacantie-achtige herinneringen aan mijn reizen, ik zou ze soms allemaal graag weg willen doen, evenals de etiketten wegboenen, uitvegen...
Er was een Franse jongen van een jaar of 17, een scholier nog. Die moest naar zijn vader terug, een vader die een bloeiend etablissement hield in Buenos-Aires. Hij huilde en schaamde zich, hij was nog een kind. Hij droeg een