veronderstelt. Daarna zong hij een prachtig Frans lied-ik herinner me alleen nog dat het over uren ging die verschillende kleuren hadden: ‘Les heures sont roses’ — en de heer De Lange slikte zo echt mooi Frans de ‘es’ van roses naar binnen.
Vier maal heb ik deze schone middagen mee mogen maken: het smalle lange zaaltje met de spiegels, het als op wolken zweven met mijnheer De Lange, een zekere verveling bij mijn zusje, rode limonade, één keer zelfs taartjes, virtuoze zware pianostukken van mejuffrouw Gans en altijd daarna de huppelende geit, die mooier en fantastischer was dan alle grammofonen en radio’s uit mijn later leven, om te besluiten met een droef Frans liedje. Over de gezamenlijke dansles kan ik kort zijn: alle rampen en ellendigheden die ik achter in mijn hersens vermoed had, kwamen te voorschijn. Een stel opgedirkte brutale meiden en jongens, die aanstellerig te keer gingen en elkaar giechelend ten dans vroegen, verdrongen alles wat stil en licht en zangerig in het zaaltje geweest was. Ik zag mijn zusje achteloos en toch een beetje anders dan gewoonlijk aan me voorbij zweven met iemand die helemaal over haar heen hing, zo lang was hij. Een ogenblikje ging het nog goed, toen ik met de heer De Lange danste en ik het zachte, geruststellende ‘een twee drie, tra la la, rechts links rechts’ hoorde neurién. Maar alles liep verkeerd, toen ik met een botsend jongmens, dat een beetje naar uien rook, de anders zo lieve Pas des Patineurs moest doen. Ik werd op mijn voeten, in casu mijn lakschoentjes, getrapt en kon de zo dichtbije aanwezigheid van een mij onaangenaam wezen niet verdragen. Ik begon jammerlijk te strompelen en te huilen en dacht: nu is het hier ook uit. Mijnheer De Lange die een professor is en toch zo vriendelijk, zal kwaad worden omdat hij geld voor die lessen krijgt en jij het niet kunt - het nooit zal kunnen -dansen tussen een bende, die luid is en hard en op mijn lakschoenen trapt en als ze dat niet doen, doen ze iets anders dat beroerd is, ik kan ze nu eenmaal niet uitstaan; en thuis zullen ze zeggen: ‘zie je wel, ze houdt het nergens uit’.
In de verte hoorde ik luid juffrouw Gans tellen: ‘in de maat,