— Mijn vriend, zeg mij toch, wie zijn die heeren geweest, die ik straks gezien heb? En wie zijt gij? Toen antwoordde de dienaar Rabbi Chanina en zeide:
— Ik ben de profeet Elia. En de grijsaard, die voorging in het gebed, was Moisje Rabbeinoe. En de anderen waren Abraham, Izak en Jacob en Aaron de Hoogepriester en de profeet Jirmieja. Toen schrok Rabbi Chanina zeer en hij liet den dienaar vertrekken.
En de grijsaard riep Rabbi Chanina weer bij zich en zei tot hem:
— Kom, laat ons nog wat Thora leeren.
En Rabbi Chanina nam plaats bij den grijsaard en hij leerde van hem de geheele Thora en zeventig talen.
Toen Rabbi Chanina alles kende, sprak de grijsaard tot hem:
— Kom, wij zullen nog wat eten.
En toen zij gereed waren met eten, vertelde Rabbi Chanina den ouden man in welke moeilijkheden hij verkeerde. En hij vroeg hem om raad.
Toen sprak de grijsaard tot hem en zeide:
— Ik weet, dat uw bruid, als ge niet op tijd komt, morgen met een ander onder de goeppah zal gaan. Daarom zal ik je een raad geven. Sta
81