klonken. En het geluid der stemmen steeg ten hemel.
De Thorarol werd uitgedragen en de afdeeling der week werd voorgelezen en als Kohen werd opgeroepen Aaron, de hoogepriester en Mojsje Rabbeinoe als Leviet. En daarna riep men anderen op. Ten slotte werd ook Rabbi Chanina opgeroepen.
Toen men met de gebeden klaar was, spraken Aaron en de grijsaard met elkaar over de Thora. Rabbi Chanina zweeg stil en luisterde aandachtig. Na een poos kwam de dienaar zeggen, dat de maaltijd gereed was en men zette zich aan tafel. Toen men gegeten had, ging men weer naar sjoel voor het middaggebed en daarna gebruikte men den derden maaltijd.
En men sprak over de Thora tot het tijd was om het avondgebed uit te spreken. En weer stond de oude man op en ging voor in het gebed. En toen hij hiermede klaar was, zei hij „Sjalöm alechèm” tot Rabbi Chanina en Rabbi Chanina beantwoordde zijn groet.
Men maakte habdalah en daarna verdwenen allen, behalve de dienaar. Toen nu ook de dienaar wilde vertrekken, liep Rabbi Chanina hem na, hield hem vast bij zijn mantel en sprak tot hem:
80