leerde ernstig met zijn talmiediem uit de Thora. Overal bewees men hem veel eer, want men erkende, dat hij een groot geleerde was.
Na eenige weken kocht hij een mooie koets en zeide tot zijn leerlingen:
— Thans is de tijd gekomen, dat ik u beloonen zal voor al hetgeen gij mij in de jaren onzer rond-zwervingen hebt geleerd. Wij zullen weer huiswaarts gaan.
Zijn leerlingen meenden, dat zijn rijke vriend hem de koets geschonken had, opdat hij op waardige wijze terug zou kunnen keeren naar zijn stad. Waar men eerst de deur voor hen had dichtgeslagen, bewees men hun thans veel eer. Toen de Raaw eindelijk weer in zijn stad was aangekomen, heerschte er veel vreugde. De armen juichten en kwamen hem begroeten. Niemand wist immers, dat hij uit armoede was weggegaan. Men had in de meening verkeerd, dat hij naar een anderen geleerde was gegaan om over godsdienstige vraagstukken te spreken.
En de Raaw nam zijn vroegere gewoonte weer aan. Groote sommen gaf hij weg voor weldadige doeleinden. Zijn oude jesjiba stond weer voor iedereen open en behoeftige jongelingen liet hij op zijn kosten onderrichten.
lederen sabbath hield hij een groote leerrede,
91