EENE GESCHIEDENIS VAN EEN HOOGGELEERDEN RAAW UIT HET LAND UZ.
I.De Raaw van het land Uz was zeer geleerd en sprak zeventig talen. Zijn jesjiba werd door honderd ijverige leerlingen bezocht en op zijn kosten liet hij vele arme jongelingen onderrichten.
Steeds was hij weldadig. In zijn huis konden arme lieden vrijelijk binnen treden en hij steunde, waar dit noodig was.
In één woord, de Raaw was een Chassid in den waren zin en volbracht alle plichten, die een goede Jood behoort na te komen.
Deze Raaw had echter een slechte vrouw, die ongaarne zag, dat de Raaw goed was voor de armen en hen vrijelijk zijn huis liet binnen treden.
Men kent de oude spreekwijze: wanneer het koord te zeer gespannen is, breekt het licht. Aldus verging het dezen Raaw. Hij werd arm en hij kon den armen geen weldaden meer bewijzen en behoeftige jongelingen kon hij niet meer laten onderrichten.
Toen dacht de Raaw bij zichzelf: Mijn God, wat
85