SONNET.
Aan mijn Ouders.Een dag? Een kleine lamp, die even brandt Om dan in d’eindelooze rij te treden,
Waar dagen, jaren, eeuwen, band in band,
Den gulden keten vormen van ’t verleden,
Een dag? Een kleine korrel glinst’rend zand, Die, nauw gezien in ’t leven, wordt vertreden, En zoo verbruikt, zicb voegt bij ’s levens land, Waar liefdevolle strijd gedijt tot vrede.
De nachten daalden en de dagen rezen.
Zoo gingen dertig jaren U voorbij.
Maar één bleeft Gij, in willen en in wezen: Slechts één groot Doel: Uw kinderen badt Gij.
Voor ons hebt Gij geworsteld en geleden,
Geef God, Uw strijd zij niet vergeefs gestreden.
24