12
het gebed אלוהינו ואלוזי אבותינו uitgesproken, waarin de ברכת ביהנים voorkomt;
e. קריאת התורה, het voorlezen uit de Thora op Sabbath-morgen, Sabbath-middag, Maandag en Don-derdag 's morgens, op feest- en vastendagen, ge-denkdagen en nieuwemaansdagen.
Het bedehuis is Gods heiligdom, waaraan wij onbeperkten eerbied en ontzag verschuldigd zijn. Ook wanneer er niet gebeden wordt, mogen wij daar geene onverschillige en zeker geene onbeta-melijke gesprekken voeren. Wij mogen in het be-dehuis niet anders dan voor godsdienstige doeleinden binnentreden. Ook is het ongeoorloofd, er iets te nuttigen of er te slapen, als dit laatste niet in het belang van het bedehuis zelf vereischt wordt.
10.De lofzeggingen (1ברכ1ת
Zoo dikwijls wij aanleiding vinden, om ons God te herinneren, zijn wij verplicht, Zijnen naam te loven. Daarom zijn ons voor tal van gelegenheden lofzeggingen voorschreven, die, naar het woord ברוך, wat er in voorkomt, ברכות genoemd worden. Zoodanige lofzeggingen spreken wij uit: a. vóór en na het gebruik van spijzen en dranken en bij het waarnemen van een aangename geur