Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Titel
Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Jaar
1957

Pagina's
98



Vóór hem een nis, gebouwd uit dwalend duister;

Hij ziet in diepte krans van witgoud licht,

En half verholen, half in zonneluister,

De moeder en het kind bijeene, dicht.

In zelfvergeten zit zij neergedoken,

Zij luistert in den zachten ademhaal;

Zij heeft de armen liefelijk omstroken,

Het kind ligt bij haar hart ten heilig maal.

Zij voelt zijn drinken en de moederweelde Uit gulle porie van haar borsten vloeit;

Zij voelt het wezen, dat haar schoot uitbeeldde, Zij voelt het lijf, dat aan haar lichaam groeit.

De kamer gaat in duisterheid wegzinken;

Er is geen schemer meer noch gouden licht; De man hoort niets dan zacht het ademdrinken: Hij ziet van kind noch moeder het gezicht.

Hij hoort alleen het ruischend leven geven,

Hij hoort het leven nemende geluid,

Hij hoort alleen het stil gewijde beven:

De bron des levens, die zich opensluit.

25

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.