Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Titel
Liederen van huisvlijt, Eerste deel

Jaar
1957

Pagina's
98



Ik sloeg ze op, per zitplaats in een woon,

Zeer hoog behuifd, met licht van felle ruiten; —

En ieder hunner geeft wat van zijn loon; —

Ik kan ze toch niet huizen van mijn duiten!

Bij mij staat niet de hooge teringman Gebogen aan de nimmerzatte bouten,

En perst zich uit al wat hij persen kan,

De longen vol van zwavel uit de houten.

Je ziet zijn kind’ren niet, uit school, in huis De magere armpjes naar de mouwen rekken,

Met kleine randjes bijten af het pluis,

Of vlugge-weg de rijgedraadjes trekken.

Je ziet hier niet zijn teere jonge vrouwr Volzwanger en ontijdiglijk verbogen,

Met vlugge voeten trappen gauw, gauw, gauw, De stalen naald komt door de wol gevlogen.

Je hoort hier niet de kerming en het leed,

Je ziet den man niet in een rooddoek spuwen

En veegen af verbeten mondespleet En stiekum weg het vochte doekje duwen.

Dit alles moog geschieden waar het wil,

In mijn fabriek riekt alles naar gezondheid;

De vingers staan geen oogenblikje stil,

Tenzij er een door ’t jachten voor den grond leit.

22

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.