Opstandige liederen, Derde deel der Liederen

Titel
Opstandige liederen, Derde deel der Liederen

Jaar
1919

Pagina's
49



Van voetstappen over haar heen geschreden,

Van mannenhanden door haar lijf beleden,

Haar oogen droegen schijnsels van een lamp Uit avondkarner, waar opstijgt een damp Uit fijne sigaret, een zoete geur Die op den smaak neerslaat gelijk likeur,

En maakt het denken van zijn weeheid ziek,

Een geur die drijft de luchten balsemiek,

En ’t lichaam willig en tot overgave Naar de begeerige handen die aandraven;

Haar oogen waren weters van dit leed Als men vergeten wordt; — en zij vermeed Ze op te heffen naar het open licht,

Ze hield ze in halve tinten, bijna dicht,

En verfde haar gelaat met vermiljoen Een weinig, om behaaglijk aan te doen,

En te verkleinen haar nadagen;

Zij hield ze met een veinsje opgeslagen Alsof zij schalkte met haar vrouwe-zijn,

Zij wilde wel voor ieder uwer zijn De liefste, d’ allerliefste, de bekoorde,

Die tot de driften van uw lijf behoorde, —

Zij stond dan voor u uit en was gereed,

En gaf zich uit de cirkels van haar kleed,

Aan uwe oogen, om snel op te rijzen,

Wanneer gij wenschen zoudt. — Zij wist de wijzen Die Liefde speelt en ook het dansgebaar Waarmee de hartstocht maakt zich openbaar,

Zij wachtte —

52

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.