De uit het stof geborene, de geest,
Nadert de stof, waaraan hij eens ontkwam,
De nu muziek gewordene, hij nadert Haar, waaruit hij steeg, en speelt voor haar Een nieuwe werkelijkheid, een hoogere,
En hij bespreekt de stof met hem te gaan,
En maakt haar vleugelen, en zij verheffen zich Geest en de stof, te zaam geworden Een,
Naar nieuwe werkelijkheden, hoogere,
Tot ook de geest weer als stof wordt, en loom, En ziet het verre niet bereikbare En zich voelt zinken — Stervende zweeft weg, De lichtende muziek, die hen verhief.
70