God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Nadat ik zal zijn opgelost, wat blijft van mij,

Word ik nu weggeschoven naar de zee Waaruit ik oorsprong nam, word ik gedoopt In mildheid wordt het gift dat Gij vergoot En in mij groeide, nu verstard tot erts Stralend van licht dat aan den hemel dwaalt; —

De dood omvangt mij en zijn hand begint

Terwijl hij heeft uiteengenomen mijn gebeent’

Vermalen en vervormd mei; tanden van

Een duizendpootige gediert’, dat hij riep op

Uit aarde schoot — de dood begint opnieuw

Aan mijn geboort’ — wellicht een plant kruip ik

Uit zijn omhelzingen en maak mij op

Met fijne takken naar het veilig licht

En word bezocht door ’t gonzend volk der luchten. —■

Wellicht word ik een vrucht, die ’t zoet behoudt

En uitplant in den man dien zij bemint

Met kus of oogenglinstering, gebaar

Van milde teederheid, die in hem wekt

Een vrome hartstocht, en het trillend spel,

Waaruit geboren wordt de nieuwe mensch. — Wellicht ben ik niet waard, dat er ontsta Uit mij de nieuwe mensch, en lig in diepe laag Van sloot, of poel, tot ik geheel ontbind,

En weder waardig word gekeurd, een vlok Een lijn, een stip, een kleur, een vleug, een zucht.

66

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.