God

Titel
God

Jaar
1930

Overig
een gedicht

Pagina's
93



Te midden der muziek in de natuur,

Lig ik, en luister naar het fijn gerucht,

Van de penseelestreken, die de vogels,

Maken in de luchten met hun klank.

Ik lig, en luister, en ik word gezond,

De waan der maatschappij is mij ontnomen,

Ik ben een opgenomene, gedragene,

Luchtig gehevene uit aardschen last.

En ik vergeet de kleine kijkenden,

De menschen, die eikaars vijanden zijn,

Ontga hun oogen, hun gebaar, hun groet,

Het lenig dier dat in hun hersens loert.

En zie alleen maar uwen zachten kijk,

En uw gebaren, eeuwige natuur,

Ik hoor de milde koesterende macht

Van uwen adem, door de schepsels stroomen.

En word als een van deze om mij heen,

Een stil tevredene, omdat hij leeft,

En maakt met zijn gedachten, aan het blad Penseelestreken, als de kleine vogels.

46

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.