Soms denk ik Gij zijt niet, en ik sta leeg Van U, en weet U de afwezige.
Dan weer kartelt in mij de vraag „Wellicht, Ontkent gij Hem, en leeft Hij in uw hart,
En klopt u aan en zegt uw hand „Beschrijf Wat ik uw hand toeken van mij te schrijven.
Ook denk ik, „Gij zijt niet, — wij maken U, Maar is er in dit maken iets van U?
24