De soldaten

Titel
De soldaten

Jaar
1927

Pagina's
23



Te stooten met het ijzer in je vuisten Op schedel, bekkeneel van het gelaat Des tegenstanders, die als jij, met knuisten Op bekkeneel en menschenschedel slaat.

Te weten, met een luggen zwaai ontspringen, Het dansend wapen in je vijands hand,

En hem behendiglijk de vlijm ontwringen,

En stooten door zijn buik en ingewand.

Dat is des oorlogsmans goed recht en rede,

Wien dit niet smaakt, hij blijv’ bij moeder thuis En schrijve over Europeesene vrede,

En schrikke op, bij ’t bitsen van een muis.

Zoolang er menschen zijn, zullen zij vechten En waar twee menschen zijn, rijst het krakeel, Ik kan d’oer-oude Veete niet beslechten,

Ik heb gegeven en ontving mijn deel.

Een soldaat aan de overzij:

Zoo, gaaft gij, en ontvingt gij ook Uw deel? — Maar ik, die niets deed dan Uw deel ontvangen, Ik had, naar U te dooden geen verlangen,

En toch stakt gij Uw wapen door mijn keel.

De andere soldaat:

Wat deed gij ook te zijn, waar ik wou wezen, Gij laagt in t dorp, dat ik bezetten moest.

Soldaat van d’over zij :

Het was mijn dorp, en gij kwaamt als een wilde, En sloeg en stak en stond waanzinnig woest Naar ieder, die zich tegen U verweerde; —

Wat zocht gij hier, niet één die U begeerde.

13

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.