HET HUIS DER SCHOONHEID
Kom in het huis der schoonheid, moede zwerver, Haar muren zijn bestoven van geel kruid,
Haar schemerende ruimte is een werver,
Haar blauwe vensters zien op sprookjes uit.
Des ochtends als de oude boomen tellen
De uren van hun eindeloozen dag
En zien de zon die naar de zee gaat snellen,
De eeuwigheid, die haar te wachten lag, —
En in de nachten, als de vonkels springen Der sterrencijfers om de maneplaat,
En door de wijde ruimte zucht het zingen Der aarde die haar bronzen cirkels slaat, —
Tusschen de schaduw en het ongewisse,
Waarin nog niet geboren werd het licht,
— De schemering gaat langs de vaarten gissen, De nieuwe kleur die op de velden ligt, —