oudejaarsdag eens een aangetekende brief van de Haagsche Post kreeg, met het bericht dat de door hen uitgeloofde prijs van ƒ 1000- voor het beste boek van het jaar was toegekend aan Het Huisje aan de sloot.
En echt weer Carry, wilde zij dit geld beslist met mij en een andere zuster van ons delen. Carry had met deze zuster weinig contact, ofschoon zij een heel lieve, warme vrouw was en zeer intelligent. Ze was tot de Duitsers kwamen dertig jaar lang lid van het gemeentebestuur van Apeldoorn voor de S.D.A.P. en enige tijd waarnemend wethouder. Maar nu stond Carry er op dat Henny ook haar deel kreeg, want, zei ze: ‘Aan dat boek hebben jullie allemaal meegewerkt, ik ga het zelf brengen.’ En Henny, die ook erg op Carry gesteld was, was er helemaal door van streek.
Carry’s heengaan is voor mij een grote slag geweest. Ik bleef maandenlang zenuwziek. Nooit is de leegte, die ontstond, gevuld. Mijn zuster Henny en haar gezin deden alles om mij mijn verdriet te helpen vergeten.
Twee jaar heb ik het geluk gehad Carry in haar ziekte te mogen verplegen. Toen werd die taak voor mij, die haar zo bewonderd had, te zwaar en konden anderen, die haar alleen als patiënt zagen, deze taak beter overnemen. Toen wij wisten dat het eind spoedig zou komen, ben ik terug gegaan. Dit mocht niemand mij ontnemen.
Nog steeds denk ik vol dankbaarheid aan dr. Huët, de toenmalige directeur van Hoog-Blaricum, waar ik
39