‘kook geen jong vee in de melk zijner moeder’ en er was grote twijfel in mij.
Voor Joop had ik diepe bewondering, aan Carry hing ik met mijn hele hart. Dat zij beiden verkeerd deden was iets waarmee ik niet tot klaarheid kon komen.
Aan tafel werd een apart hoekje voor mij gedekt, met broodjes pekelvlees en fruit. Toen Speenhoff mij in scherts wilde overhalen ook van het andere eten, te proeven, verweet Joop hem dit heftig. Nooit, ook niet toen in mijzelf de twijfel wakker werd, hebben Carry of hij getracht invloed op mij uit te oefenen.
Toen mijn broer met dr. Johanna van Maarseveen getrouwd was en zij in de Palestrinastraat woonden, zag ik hem heel veel. Carry woonde toen in de Valeriusstraat. Ze waren erg op elkaar gesteld en er ging geen dag voorbij dat zij elkaar niet twee of drie maal zagen. Ze konden heel heftig debatteren of ze hoog lopende ruzie hadden. In die jaren, voor Joop naar Palestina vertrok was ik een beetje bang voor hem. Het was niet altijd makkelijk lid te zijn van een familie met zoveel geniale leden (mijn jongste broer, in de oorlog 1914-1918 in militaire dienst aan T.B. gestorven, was bepaald een wiskundig genie) Ik zelf kon helemaal niet leren, en zeker niet als ik rijtjes uit mijn hoofd moest kennen. Ik was speels en kon me moeilijk concentreren en was maar het liefst bij Carry, die als ze werkte het heerlijk vond wanneer ik met de kinderen speelde of haar met kopjes koffie verwende.
Maar Joop, die behalve een eminente geest ook
25