ons wel eens een pepermunt of een stukje duimdrop gaf. Als je toch geen vlieg kwaad deed, hoe zou je dan een koningin willen vermoorden en vocht Joop soms niet met grotere jongens, die een kleinere plaagden. De koningin vermoorden. Het was me nog al niet wat.
Maar opeens vond ik de oplossing. Misschien was vrouw Buys wel ziek en had ze koorts, net als mijn zusje, toen we alle drie tegelijkertijd mazelen hadden en zij er het ziekst van was. Toen had ze ook gegild en gehuild en dat heette ijlen. Later toen ze beter was, wist ze er niets meer van. Ik repte mij om maar weer gauw thuis te zijn en vrouw Buys te waarschuwen, dat ze koorts had, maar bij mijn thuiskomst was vrouw Buys al weg, twee uur vroeger dan anders.
‘Haar man is haar komen halen’, vertelde moeder.
‘Omdat ze ziek is’, wilde ik weten.
‘Ja’, zei moeder, wat afwezig en ik was helemaal opgelucht. Maar het was toch een dag met een staartje, zoals vader altijd zei, als er op één dag allerlei onverwachte dingen gebeurden.
’s Avonds aan tafel, Carry was er ook en mijn getrouwde broer, de alleroudste van ons gezin. Als die kwam, wisten we, dan was er wel iets bijzonders, dan moest er iets ernstigs worden besproken.
Er werd gebeld. We hoorden Carry, die open gedaan had praten. Er werd iemand in de zitkamer gelaten. Met een onthutst gezicht kwam Carry weer binnen. ‘De pastoor is er vader, hij wil U spreken.’
Moeder en de groten keken elkaar verschrikt aan, in gespannen stilte, niemand scheen verder nog iets
22