Lambertus ....Ik voel meer voor me naaste as jij... * (tot Job, die *r verveeld zn krant bij op heeft genomen,
en zich niet de moeite geeft te luisteren) Nou mot je
zijn redeneering volgen, zijn redeneering zonder kop of staart! Ik zeg: ik voel voor me naaste, maar me naaste het maling an mijn, waar of niet ? Voel ik voor me naaste zooveel as me naaste voor mijn voelt, die mijn toch ook mot liefhebben, dan tappen we van hullie en van mijn kant uit 'n leeg vat, dan krijg ik van hullie geen druppel te drinken, en omdat ze mijn laatste druppel natuurlijk niet lusten, omdat 'k niet na de laatste mode gekleed ben, ha, ha, ha! drink ik me laatste druppel zelf! Steek jij daar nou 'n speld tusschen! En geef jij mijn d'r nog een! (Job tapt in ’t maatje, giet 't maatje over in 't glas, neemt eerst 't geld).
Jochem. De Heere der heirscharen zeit----
Lambertus. Geef hem d'r ook een. Ik ben niet haatdragend.... (Job doet ’t, leest verder).
Jochem. De Heere der heirscharen zeit in Jeremia: laat uw profeten en waarzeggers, die in het midden van u zijn — skool, gezondheid! — u niet bedriegen, want zij pro-feteeren valschelijk.... Ik heb ze niet gezonden----
Lambertus. Daar heb ik je. As ik onze lieve Heer ben, en ik heb ze niet gezonden, dan maak ik 'r geen kouwe drukte over, want as ik 't niet wil, gelooven mijn heir-scharen de valsche profeten niet! Daar heb-ie niet van terug, Jochempie----
Jochem. Jij spot met wat jij niet spotten mag! Ik zal het zwaard, de honger en de pestilentie onder hen zenden en ik zal ze maken als de afschuwelijke vijgen, die vanwege
d’r slechtheid niet gegeten kunnen worden Zoo’n paar
vijgen zijn wij, jij en ik....
Lambertus. Wel potdoome.... Zou jezoo’n verzopen dominee, die je pas 'n borrel kedo doet, niet op z'n uitgestreken smoel slaan?