EERSTE BEDRIJF
Het tooneel verbeeldt in de linkerhelft een tapperij; in de rechterhelft de huiskamer van den eigenaar. Een tusschenschot met klein raampje scheidt linker en rechter deel.
Het Linkerdeel: links, voor, in halvemaansvorm, de schenkgelegenheid, met spoelbak, kruiken, liter-maten. Rechts, tegen den kamerwand, een opstand met buik- en sier-flesschen, glazen, enz. Er voor kleine tafel met stoel. Tusschen opstand en tafel in, deur naar huiskamer. Boven de tafel het raampje. In den achterwand, een tweede deur. Aan een balk, de toonbank en de tafel belichtend, een hanglamp. De achterwand geert naar de toonbank toe. Er wordt aangenomen, dat de Tapperij zich tusschen de coulissen in verlengt. Boven de deur, in den geerenden achterwand, een plakaat: Van Ouds, en daaronder een groote, bleeke ster. Het Rechterdeel: De huiskamer is, in tegenstelling met de verweerde Slijterij, wel-onderhouden, proper, eenvoudig-burgerlijk. Omgeving van meoschen, die geld verdienen en zuinig zijn. Rechts tafeltje met boeken en paperassen bedekt. Er naast keukendeur. Rechts, tweede plan, ma-honie-houten linnenkast, waarboven heilige-beelden. In achterwand, tweede deur. Links voor, tafel met stoelen. Oude prenten aan de wanden.
Bij het opgaan van het doek is het zeer late lente-namiddag. In de tapperij brandt de hanglamp. In de huiskamer de staande lamp op het tafeltje. Links: achter toonbank Job. Rechts: Bruigom in den stoel bij de schrijftafel.
EERSTE TOONEEL
Job (achtertoonbank). Jochem, Lambertu^(nauwelijks zichtbaar in de Tapperij). Bruigom (bij schrijftafel).
Job. (bij geschreeuw en getier achter in de tapperij.) Is 't, verdorie, gedaan! Hou je je bek, ja of nee? Dat spektakel ken *k niet hebben, vlak naast 't politie-posthuis! Koescht, of 'k tap je niemeer!
Jochem. Job, nou mot jij is scheidsrechter zijn....
Job. Ik mot niks. Ik mot dat je je fatsoen houdt —
Lambertus. (bulderend) Is-ie goed! Is-ie fijn! Dat zeg 'k 'm, potdoome, al zes maal, dat-ie z'n fassoen mot houen, maar as je geen fassoen het, ken je *t niet houen, want om te houen, mot je hebben.... (schatert).
Jochem. As hij wat meer voor z'n naaste voelde — voor zijn naaste —
7