TWEEDE BEDRIJF
Dezelfde Tooneel-inrichting van I. Zon in de Tapperij, en daardoor meer licht in de huiskamer, waar de lamp niet brandt.
EERSTE TOONEEL Moeke, Meta
Moeke, (zit gebogen bij ’t raampje, in de huiskamer. Ze houdt wat bloemen in de hand, staart voor zich uit. Er wordt gescheld. Ze beweegt niet. Er wordt opnieuw gescheld. Ze loopt even de Tapperij-helft binnen, roept)
Na kerktijd I As u niet lezen ken, is ’t niet mijn schuld____
(wil teruggaan. De schel weerklinkt nog eens. Zij loopt ongeduldig in 't onzichtbaar gedeelte. Geluid van stemmen).
Kom u d’r in. Nee, verder door. En nog verder. Door
die deur, daar. As u mijn zoon fatsoenlijk had behandeld, zou u den weg vanzelf geweten hebben. Gaat u zitten. Nee, niet voor dat tafeltje, want daar leggen papieren, waarmee u niet te maken heb....
Meta. Wat is u onvriendelijk.
Moeke. Ik ken moeilijk vrindelijk zijn voor iemand, die ’k welgeteld één keer, en dan nog op straat, heb ontmoet.
Meta. Het u ’n vaasje voor die paar bloemen?
Moeke. Legt u ze maar neer.
Meta. Dank u. Ze hebben veel water noodig. Zijn die andere bloemen van u? Ik vroeg....
Moeke. Ik hoor u wel. Ik hoor u zelfs meer en langer as me lief is. Ja, dit zijn blommen van mijn en dat zijn blommen van u. Maar we zitten niet over mekaar op de blommetjes-markt. Zeit u ’t dus maar. En broei d’r geen uur over, want ’k zit met twee zieken in huis. Oogen-blikkie. (gaat in de Tapperij, keert met ’n glas water terug, waarin ze haar bloemen op ’t zijtafeltje zet) Nou? En?
Meta. Ik kwam vragen hoe 't met hèm is?
35