onze eigen verkiezing, ’t Was hier oorspronkelijk ’n pijpenla tusschen ’t politiebureau en de achterzij van de kerk in. Dat heb ik toen, zoo as u ’t voor u ziet, laten verbouwen, met dat tusschenschot en ’t kleine raampie. Ik had in de slijterij licht genoeg, ’k Heb ’r niet te tellen jaren achter de schenkbank gestaan, van ’s morgens voor dag en dauw tot diep in de nacht, en alleen ’s Zondagsmorgens gesloten. Me vrouw en ik hebben ’t haast niet gemerkt, dat ’r hier ’n lamp most branden, want ik was an één stuk voor, en zij, of in de slaapkamer, of in ’t keukentje. As ’k geen verlamming in me beenen gekregen had, stond daar nou geen bediende, die ’k as de duvel mot controleeren, op mijn plaats, en zat ik niet driekwart afgetakeld in de schemer. Vroeger heb ’k me stoel wel voor ’t raampie laten rollen om te kijken of-ie de jenever niet versnee. Daar raak je je beste klanten ongemerkt mee kwijt — de menschen zeggen je niet waarom ze ’n ander de klandizie geven.... Je ziet ze eenvoudig niet meer.... En ’k mag wel zeggen, dat ik de naam had de grootste bellen te schenken, en dat onze waar prima was.... Sla ik te veel door?
Pastoor. Vraag je dat, omdat ’k ’n beetje in de beweging gebleven ben?
Bruigom. Dat, dat doe ’k. Me rechterhand in ’t bijzonder ken soms zoo trillen en beven, dat ’k van ’n ander niks hebben kan. (De Pastoor zit bij de tafel neer) Dank u. Zou u me pijp willen angeven? In ’t rekje naast de deur. Nee, is al gestopt. Doe ’k altijd 's avonds, drie pijpen tegelijk. Nou nog ’n lucifer. Nee, dat doe ’k zelf. Met me linkerhand. De eerste breken altijd. Maar dan: asjeblief.... Mum-mum.... Mag ’k ook al niet meer vobr de dokter, maar ’k heb ’m gezeid: de borrel heb ’k me afgewend, en ik kon ’r vroeger ’n slordige stouwen, maar as je me pijp verbiedt, maak ik me van kant, positief van.... Pastoor. Nou, nou, nou!
Bruigom Je weet dat ’t de ergste dopdszonde is—
en je zegt ’t bij wijze van spreken makkelijk genoeg, maar toen met de dood van m’n tweeden jongen, toen ’k, om
12