Jochem. Dus u weigert mij twee spiritus asper, terwijl ik de zilverlingen in mijn bevende hand houd, (Pastoor in achter-slaapkamer).
Job. Ik mag niet tappen an zatlappen, 'k Ben #r met jullie twee al eens ingevlogen.
Jochem. Heb acht op uzelven en op de leer.... Bestraf eenen ouden man niet hardelijk, maar vermaan hem als
een vader, Timotheus 5____ Denk an je voorwereldlijken
naamgenoot, Job, die ten tijde van de Patriarchen leefde. Hij had zeven zonen----
Job. (de krant weer lezend) Jawel —
Jochem. En eindigde op #n mesthoop, en met 'n potscherf, om zich te krabben....
Job. (ongeduldig) Mag ik me krantje lezen, ja of nee? Ik tap je vanmorgen niet meer. Ik mot hier geen gedonder op mie nuchtere maag.
Lambertus. Da's 't eind van de wereld, ’k Mot me krom leggen, om 'r met bedelen an te kommen, en dan hier nog is bedelen.... Jij ziet mijn hier niet meer terug....
Jochem. Een dorstigen os zult gij niet muilbanden.
Job Een dorschenden.... (hij laat het glazen luik voor
de toonbank zakken) Afgeloopen!
DERDE TOONEEL
Bruigom, Pastoor, links Job, die af en toe bij het volgende het luikje opschuift en jeneverglazen vult.
Pastoor, (die de slaapkamer ingegaan is, keert met Bruigom in den rolstoel terug) Bij de groote tafel of daar?
Bruigom. In m'n eigen hoekje, asjeblief. Dank u. Hier hou ik van alles boek.
Pastoor. Je schijnt altijd kunstlicht te moeten branden? Bruigom, (hij praat zenuw-haastig) Meestal. Maar da's