72
Mevrouw: (bij achterdeuren) Laat Prosper je dat liever zeggen ... (af in de achterkamer).
P o 11 i e (zich met de hand voor ’t voorhoofd slaand) Daar zou ’k met me suffen, half-garen, bezeten kop ’t huis uit geloopen zijn! En ze zouen me hebben laten loopen! Nee, nee, nee, dat zit ze niet glad! Om de dooie dood niet! As *r dan centen zijn, zooveel centen... Hoeveel ?
Charles: (benepen) ’n Ton.
P o 11 i e: Daar heeft-ie dan niks van willen weten, omdat-ie, omdat-ie — ja, dat mot wel! — omdat-ie bang voor me schulden was — of omdat-ie, me niet vertrouwde — of omdat-ie me d’r buiten wou houen... Nee, nee, nee, dat zit ze niet glad! Nee, nee, nee, me laten ons geen loer draaien! Al mot ’k ’r met handen en voeten om vechten! (opent gejaagd *t valies, doorzoekt ’t) Daar zallen me is gauw ’n stokkie voor steken! Waar is ’t? Waar zijn ze ? Ik heb ze toch hier... Heb ’k ze dan met me suffen kop... Ja, ja, natuurlijk... Nee, daar kennen ze dan nog is plezier an beleven! Daar laat ’k geen gras over groeien! (gejaagd af door linker deur).
ZESTIENDE TOONEEL.
Pr ospee, Aristide, Baptiste, Mevrouw, Charles.
Prosper: (smijt verwoed de achterdeuren open, stuift de voorkamer binnen, gevolgd door Baptiste en Aristide) Wel christenezielen, waar is ze dan?
Mevrouw: (angstig in deuropening) Ze was toch nog pas...
Charles: Ze is naar boven gegaan...
Prosper: Naar boven! Naar boven! Denkt die oplichtster, die fiesschentrekster, die indringster, dat opraapsel, dat ’k ’r nog ’n seconde in m’n huis duld! Dat is pyramidaal! Dat loopt de spuigaten uit! (*t valies van de tafel grijpend en 't in ’n hoek slingerend, zoo dat de inhoud er uit valt) Weg met ’r armeluisrommel! Weg met ’x zoodje! En als ze ’% in onze tegenwoordigheid