66
en u, en u, hahaha!, en u was de verlossende prins, de prins met ’t groote slagersmes, hahaha!
Aristide: (vinnig) *k Zal maar denken, dat je in ’t verdriet over ’t verlies van je broer ’n tikje te veel heb gedronken!
Prosper: Ik? Ik? Heeft Riek voor mij voorzorgsmaatregelen moeten nemen? Riek, heb jy voor mij... (ziet dat zij bezig is in Pollie’s valies te snuffelen) Nou, nou, nou, niet doen, niet doen!
Hendrika: Jessus, oom, wat hang je de brave Hendrik uit! Zoodje, hoor! Vies zoodje! Mo’k eerst m’n handschoenen voor antrekken...
Prosper: (het valies uit haar handen trekkend en het op de middentafel zettend) Of je me nou nijdig ankijkt, Riek: dat doet men niet! ’t Briefgeheim ei* ’n aan je toevertrouwd valies moet je respecteeren! Ze is in ieder geval, al was ’t dan maar *n week, z’n vrouw, z’n wettige vrouw geweest. En ze staat op *t zelfde standpunt als mijn vrouw, als je tante Jeanne!
Baptiste: (die van de slordige tafel in de achterkamer ’n glas heeft gehaald, en zich uit de karaf bijgeschonken) Natuurlijk! Volkomen mee eens. Ze is je tante, ze is de gast van de familie, en tegenover 'n gast...
Hendrika: Wel jessus, wat worden we dierbaar! ’k Zou d’r ’n psalm bij zingen! En ’k zou wat minder sjikkeren, hè? Da’s minstens je zesde glas!
Baptiste: Hindert ’t jou ?
Hendrika: Ja, ’t hindert mijn! Je laat ’t hoor! Als jij zulke oogies het, weet ’k hoe laat of ’t is! (Prosper schudt van ’t lachen) Jessus, oom, blijf d*r niet in! God, God, wat ’n plezier!
Prosper: Nou vraag ’k jullie, hoe men ’r onder zulke gezegende omstandigheden, als de gebrajen duifies bij dozijnen in je mond vliegen, nog met'n zuur gezicht bij kan loopen! Vertel jij nou ’ns wat ’r voor jóti dan wèl moet gebeuren, om je schik in je leven te geven? Ik zou waarachtig ’n cancan kunnen slaan!
Hendrika: Ik huil niet voor ’k geslagen wor en