64
P r o s p e r: Ja, dat’s goed. Ga ’n oogenblik bij... (in de linkerdeuropening roepend) Jeanne! Jeanne! Toe, zou je zoo vrindelijk willen zijn? 'k Moet even met Baptiste ... Excuseer me, excuseer me! ’k Ben dadelijk weer tot je beschikking! (Pollie af, Baptiste en Aristide uit de achterkamer op).
TWAALFDE TOONEEL.
Prosper, Baptiste, Aristide.
P r o s p e r: (na een stilte, waarin zij allen met de oogen de beweging van de deur volgen, plotseling levendig) Huwelijksche voorwaarden! Huwelijksche voorwaarden !
Baptiste: Huwelijksche voorwaarden? Wat voor?
Prosper: Ze krijgt geen cent, niet dat, niet dat! God zij geprezen, de fatsoenlijke, de door en door fatsoenlijke, de patente kerel, heeft tenminste an z’n familie gedacht, heeft met 5n verstand om te zoenen, met ’n pracht van ’n helderheid van geest, z’n maatregelen, vóór-ie met ’r trouwde, genomen!
Aristide: Heb ’k ’t niet voorspeld?
Prosper: Nee, je heb niks voorspeld, j e heb niemendal voorspeld, dat was door geen sterveling te voorspellen, dat balanceerde op de punt van ’n naald, maar Goddank, Goddank, Goddank, de Bien-Aimé’s hebben heldere koppen, en ’k zal 5m tot ’t uur van m’n dood nageven, dat-ie ’n voortreffelijke, ’n nobele, ’n fameuze kerel was! Ja, kijk me maar an: ’k transpireer, ’k zweet, om ’t platweg te zeggen, over m’n heele lichaam! Was dat ’n marteling, ’n pijnbank, ’n helsche historie, eer Jk ’t ’r uit had, eer 'k ’t, zonder me bloot te geven, en zonder haar van dingen, die ’r niet angingen, op de hoogte te stellen, wist! (tot Hendrika, die met twee karaffen met port en sherry naar de achterkamer wil gaan) Schenk mij nog maar ’ns in, Riek, ja, ja, ja! ’k Zal ’r niet door onder de tafel raken, hahaha! — en als we ’r wel, met z’n