54
ZEVENDE TOONEEL.
De vorigen, Prosper, drie heeren.
P r o s p e r: (drie heeren uit de achterkamer naar de achterdeur begeleidend, terwijl Félicité de deuren toeschuift) Adieu, Spoor! Adieu, Willem! Adieu, Van Balen! Nee, deze deur! Merkwaardig, hoe iedereen altijd rechts wil! Ik ga mee, ik ga mee. Pardon, na jullie! Charlotte! Charlotte! (af. Félicité, naar de deur links doorloo-pend, zingt: „Aaaaaaaaaaa! Aaaaaaaaaaal Avéééééé! Avéééééé V* — af).
Charles: Dat was m’n zusje. Die heeft u natuurlijk niet zien zitten, anders zou ze zoo niet... Ze leert zingen, begrijpt u ? En oefent zich af en toe...
P o 11 i e: Zijn die allemaal mee wezen begraven ?
Charles: Ja, allemaal.
Po 11 ie: Het Gerrit ze dan gekend?
Charles: Hoeft dat ?
Pollie: Hoe weet ik dat?
Prosper: (luidruchtig in de deuropening tot de onzichtbare meid) Ja, ja, dat’s in orde! En dan zal ’k telefoneeren, dat ze 't beddegoed weg halen, om ’t uit te stoomen! Dan is de heele herrie achter den rug! En goddank! Goddank! (opent zonder zich om te keeren ’t sigarenkastje tusschen achterdeur en venster, steekt vroolijk-neuriend ’n sigaar op).
Charles: (met gebaar naar Pollie) Papa!
Prosper: (eerst nu Pollie oplettend) Zit u hier? Ben u zoo ineens opgestaan? Zit u hier al dien tijd? (tot Charles) Had jij dat niet kunnen zeggen, ezel!
Charles: Ik wou ...
Prosper: Jij wou! Jij wou! Hou je mond maar! Mag ’k m’n sigaar verder rooken, schoonzuster?
Pollie: Dat hoef u voor mijn niet te laten.
Prosper: Ja, ja, zoo’n sigaar, zie je, is, is.. . Ik rook anders zelden zoo vroeg op den dag... En, en, ik heb nooit zoo zwaar gerookt als, als, als Gerrit... Ja,