45
niewaar tante ? Wij kennen mekaar al. (bukt zich, reikt *n voetenbankje aan).
P r o s p e r: Schoonzuster, u komt onder be ... onder miserabele omstandigheden — met — met de familie kennis maken ... En enne ... Enne ... En we zijn allemaal nog te diep onder den indruk, om veel — om veel woorden te gebruiken... Maarè ... Maarè ... M’n huis staat voor je open... En ... Enne ... je blijft onder ons dak!
Mevrouw: We hebben kamers genoeg, Pollie!
Tante Adèle: Tien.
P r o s p e r: Heeft u 'm erg veranderd gevonden ? (zij schudt suffig het hoofd). Hij was, hij was ’n best mensch, hij was . . . (tot Baptiste, die hem aan 'n jasslip trekt) Wat wil jij nou? Wat zeur jij nou? Wat trek jij nou?... Hij was ’n rechtschapen mensch, en niemand sterker dan wij, schoonzuster, beseffen uw verlies, (zij knikt suffig).
Mevrouw: Blijf je met ons ’n stukje eten, Pollie? (zij weigert wezenloos).
Pr o sper: Kom, kom! Als je óns ziet eten, eet je vanzelf mee ... Ook de levenden hebben rechten ... Toen mijn vader stierf, niewaar Jeanne, niewaar tante, niewaar schoonmama, hebben we, hebben we...
TWINTIGSTE TOONEEL.
De vorigen, Charlotte.
Charlotte: (met bloemtuil) Asjeblief van Kleinman, van de overzij... En ... En ...
Pollie: (ziet de bloemen, tracht zich te bedwingen, snikt het uit).
P r o s p e r: (haar op den schouder kloppend) Nou, nou, nou, schoonzuster ...
Mevrouw: (achter haar) Kom, Pollie, Pollie!
Baptiste: (terwijl ook de anderen zich deelnemend-hartelijk met Pollie bemoeien) Kom nou, tante!...
EINDE VAN EET EERSTE BEDRIJF.