34
En aan — God, hoe hiet die ook weer? — die, je weet wel — nou, je weet wel... ?
Prosper: Kry g ’k ’n oogenblik stilte, of kry g ’k geen stilte?
Tante Adèle: Wat jaag je nou? Ze heeft ons toch ook ’n kennisgeving gestuurd, toen ’r schoondochter overleed... Ze is getrouwd met... Dat’s toch afschu-welyk, als je niet op ’n naam kan komen...
Prosper: Vooruit.
Charles: Dan volgt Spoor, maar die is straks al gehaald — dan Meier...
Prosper: Met ’n i of ’n y?
Charles: Met ’n i. Asjeblief, pa.
Prosper: Deugt niet. Dan heb ik me vannacht vergist, maar dan had jy dat met je snuggeren kop moeten merken.
Aristide: Meier? Meier? Is dat...?
Prosper: Ja, dat is. Verder.
Charles: Hoogstraten, Turfmarkt 13 ...
Prosper: Waar?
Charles: Alhier.
Prosper: Zeg dat dan. ’r Komt ’r toch ook dadelyk een in Utrecht.
G r o o m o e: Als ’k je nou niet stoor, Prosper, dan wou ’k vragen, of Dadels ook op de lyst staat?
Prosper: Drie maal. Vier maal. Dat’s weer iets voor schoonmama, hahaha! Of we Dadels zouen kunnen vergeten, hahaha! Vooruit, vooruit, vooruit!
Tante Adèle: Hoe heet ze nou toch weer! Je weet toch, wie ’k bedoel, Net! Ze was met zoo’n kreupelen man getrouwd, en ze heeft óók suikerziekte. Gut, de laatste maal dat ze by Dr. Sijpken was, had ze wel vyf procent... (snel) Neef, je vergeet Sypken toch niet!
Prosper: (brullend van 't lachen) Dat’s alweer pyramidaal! Dat ’s eenig! En daar moet je je verstand by houen! Den dokter die zelf den dood geconstateerd heeft, aan Sypken, aan Sijpken, aan dien braven Sypken, ’n kennisgeving van overlyden sturen!