33
’t ook goed! Dat hoeven we toch niet met z’n zessen uit te leggen! (tot Charles, die met pak kennisgevingen binnenstrompelt) Zoo. Dat heeft anders geduurd. Daar heb je nou, van toen we de deur uit gingen, op gestudeerd!
TWAALFDE TOONEEL.
De vorigen, Charles.
Charles: Ik moest toch verschillende adressen opzoeken, pa.
Prosper: En de lijst?
Charles: Asjeblief, pa. ’r Zyn nog tien overgebleven.
Prosper: Tien? Tien! ’r Waren ’r toch honderd! Dat klopt toch niet! Hou je mond maar! Ik snap ’t al! Natuurlijk weer de helft verschreven! Ik zeg je toch, je mond te houen! Ga zitten, en lees op, maar zoo, dat ik ’t verstaan kan!
Charles: Familie Boes, Hoogstraat 273, alhier.
Prosper: Alhier! Alhier! We weten wel, dat ze niet in Londen wonen!
Mevrouw: Nou, Prosper...
Prosper: Daar wachtte ’k op! Heb ü niets te zeggen, schoonmama, of oom Aristide, of tante Adèle? Verbaast me! Verder.
Charles: {schuw) Mejuffrouw Anna Hagel, geboren Stein...
Prosper: (woedend de kennisgeving verscheurend) Jij had ambtenaar van den Burgerlijken Stand moeten worden, ezel, kuiken! Mejuffrouw... Geboren Stein! Dat snuffelt den heelen dag in boeken en heeft nog niet ’t begrip, om mevrouw te schrijven! Daar kan ’k me dood over ergeren!
Aristide: Maar als-ie nou toch ...
Prosper: Willen we liever apart gaan zitten, zonder vier getuigen? Vooruit.
Tante Adèle: Heb je aan Santje gedacht, neef?
Beschuit met Muisjes. 3