21
’n zoo voortreffelijke kerel, ’n zoo prachtige, bescheiden... (slikt z'n aandoening weg) ... dat de familie tenminste op die manier, zijn nagedachtenis wil eeren. En, en, 'r moet ’n steen ook komen, hoor u? Iets bijzonders, iets aparts, ’n gedenknaald, of ’n zuil. Ja, dat breng ik allemaal met u persoonlijk in orde. ’r Mag niets man-keeren. *t Moet tip top zijn. Bonjour. Tot straks, (hij legt de gehoorbuis neer, steekt ’n cigaret op, blaast van genoegen). Menschen ik ben honderd pond lichter.
A r i s t i d e: Ja, *t is ’n wonder van onzen Lieven Heer. ’n Wonder! ’n Wonder! ’t Is zoo’n verrassing, dat ik ’r nog van tril... (strijkt met de vingers langs ’t voorhoofd) Ik moet telkens zoo komen, om me te overtuigen, om me positief te overtuigen, dat ik, dat wy niet droomen, dat ik bij jullie in de kamer zit. .. En nou ben 'k ’r nog maar alleen indirect bij geïnteresseerd! ’t Is keurig, keurig!
Mevrouw: Dus, dus, Prosper: ’r is geld op de Gredietbank ?
Groomoe: Dus jullie erven iets van, iets van — beteekenis, naar Prosper z’n gezicht te oordeelen!
Aristide: Van beteekenis? Van beteekenis! Jullie hebt niet ’t flauwste vermoeden!
Prosper: Ja, zou u ’t me niet liever zelf laten vertellen, oom?
Aristide: Vertel dan! Je ziet toch hoe ze popelen!
Prosper: Schoonmama: geen woord, geen woord! Denk ’r aan! Nou dan, we gaan naar de Gredietbank ...
Aristide: En ik geef m’n kaartje af...
Prosper: (ongeduldig in de handen klappend) En oom geeft z’n kaartje af. Als jullie dat nou niet hooren, slaapt-ie vannacht niet...
Aristide: Dan slaap ik vannacht wel, maar zonder mijn kaartje had de directie, had Hamel, die mij nog als ambtenaar aan de Bank-van-Leening gekend heeft, jou misschien niet eens ontvangen, en je zeker inlichtingen geweigerd!
Prosper: (geprikkeld) En waarom zou-ie my niet ontvangen hebben? Dat zou ik wel ’ns willen weten!