17
Prosper z’n onbeschoftheid — door Félicité d’r gegil en gegalm — door... (telefoonschel).
Mevrouw: Goddank! (luisterend) Ja ? Pension Bien Aimé. Dat durf ik u niet zeggen... Daar durf ik geen beslissing in nemen. Meneer, m’n man, is ’r niet. Misschien twee, misschien drie volgkoetsen. Wees u zoo beleefd en schel u straks nog eens op. Nee, ik durf ’t niet met zekerheid... (hangt haak in toestel).
Groomoe: Was dat de Begrafenis-onderneming?
Mevrouw: (geduldig) Ja moeder!
Groomoe: Misschien twee, misschien drie volgkoetsen! Waarom niet vier? Waarom niet vijf? Jullie bent ontoerekenbaar!... Dat plaatst extravagant-groote advertenties, dat rekent niet, dat overlegt niet... Dat, dat, dat... En jij de schuld! Jij alleen de schuld! Jij laat alles toe! Jy verzetje in niets? Daar net voor de telefoon heb je maar liefst drie keer: ik durf niet gezegd!...
Mevrouw: Lieve God, moeder, wat ga je tekeer, wat ben je weer onredelijk...
Groomoe: Ik...?
Mevrouw: Nee toe, laat mij nou ook twee woorden zeggen! (met stemverheffing bij interruptiegebaar) Hij betaalt z’n begrafenis zelf!
Groomoe: Wie ?
Mevrouw: De overledene.
Groomoe: Dat’s Spaansch. Dat’s Grieksch. Hoe kan... ?
Mevrouw: ’r Is geld bij ’m gevonden.
Groomoe: Geld?
Mevrouw: Geld.
Groomoe: Hoeveel ?
Mevrouw: Dat weet ’k niet precies.
Groomoe: Weet jij dat niet? Of wil je Tt niet voor me weten?
Mevrouw: Oom Aristide, die in z’n zakportefeuille keek — ik zou ’t niet...
Groomoe: ... Gedurfd hebben.
Mevrouw: Nee, niet gedurfd hebben — ik vond ’t akelig, erg akelig! — vond yn bankje van driehonderd
Beschuit met Muisjes. 2