16
’n enkel uurtje, na zeven-en-dertig jaar, hier gekomen, om te sterven. Of God ’t zoo wou...
G r o o m o e: Vreeselyk, vreeselyk — in 'n lachbui gebleven! ’k Wist niet dat dat kón. Dat ’s angstig. Dat ’s heel erg angstig. En by ’n party Skat. En met 'n kaart in z’n hand. Ach, ach! Nou ben 'k niet byge-loovig, maar nou zou ’k toch willen weten — welke kaart dat was ...
Mevrouw: Daar hebben we niet op gelet!
G r o o m o e: Vreeselyk! Vreeselyk! En, en — dat jaagt jullie op enorme, op buitengewone onkosten! Dat 's geen meevaller voor jullie. Dat 's alles behalve ’n meevaller. Toen je vader stierf — en God zy geprezen niet in ’n lachbui! — wat moet dat benauwend zyn! — heb ’k voor de volgkoetsen en voor fooien — voor *t graf had-ie natuurlijk zelf gezorgd! — over de honderd gulden.. * Moeten jullie... ? Moeten jullie dat allemaal... ? Terwyl je je al niet te roeren weet, terwyl jullie deur...
Mevr ouw: (bij ’t opnieuw overgaan van Charlotte naar achterkamer) Suscht, moeder! De meid!
G r o o m o e: (dadelijk weer invallend, na het dichtschuiven der suitedeuren) ... Dat is — hoe meer *k ’t over denk! — ’n bezoeking voor jullie. Dat taxeer ik mèt ’t graf, en nog niet eens met ’n steen! — en met ’n tweede of derde klasse begrafenis — en met wat ’r verder by komt, dingen die je niet meetelt, maar die allemaal kosten, kosten — en met... (verschrikt) Wie betaalt dat?... Wie moet dat betalen? Oom Aristide, die nooit z’n geleend spaarpotje terugziet, van zyn ongelukkig pensioentje? Tante Adèle van ’r stakkerige lyfrente — ja, of jy nou telkens ongeduldig verzit: waarheid is waarheid, van ’r stakkerige lyfrente? Of je neef Baptiste van z’n schulden, die voor die van jullie niet onderdoen ? Of jullie zelf — van de léégstaande kamers van je onzalig — al dans je op je stoel: ik zeg van jullie onzalig en onzinnig Pension, waar niemand ’t langer dan ’n maand, laten we zeggen ’n verreljaar uithoudt — door Prosper z’n ongemanierdheid, door