105
P r o s p e r: Breng ’r dan, breng ’r dan —■ naar de achterkamer, op de sofa! Haast je wat, haast je wat!
P o 11 i e: Ik ken niemeer, ik ken niemeer... {af met Mevrouw, Hendrika, Groomoe in de achterkamer, terwijl Aristide door rechterdeur heengaat).
ACHTTIENDE TOONEEL.
Prosper, Baptiste, Charles.
Pro sper: (terwijl Charles weer hulpeloos bij de linkerdeur staat). Ja, ja, als dat mensch ook zoo onzinnig tekeer gaat... (zit bij tafel neer).
Baptiste: (bedrukt). Ja, als ze, niewaar, kalm had willen onderhandelen ...
Prosper: (verlegen). Ik heb ’r toch niet anders dan de waarheid, de waarheid...
Baptiste: ... Ja, en we hebben niet anders gedaan, dan wat iéder voor z’n kinderen, z’n kinderen, zou doen, al beken ’k dat ’k me ’r beroerd onder voel...
NEGENTIENDE TOONEEL.
De vorigen, Hendrika, Aristide.
Hendrika: (tot oom Aristide, die tegelijk als zij de achterdeuren openschuift, met ’n glas water binnen wil gaan: heesch-van-opwinding). Nee, oom, dat ken nou niet. Ze heeft... (ziet Charles). Dat ken ’k voor Charles niet hardop zeggen! Ze heeft... (fluistert Baptiste iets toe).
Baptiste: Waarachtig? (zij knikt, fluistert met Prosper).
Prosper: (verschrikt). Weet je, weet je dat zeker?
Hendrika: Ja. En al mag-ie ’t gemeen van me vinden (draait nog eens ’t hoofd naar Charles)... Goddank, géén beschuit met muissies in de familie!