106
Baptiste: Geen beschuit met muisjes! Dat’s, dat’s — daar zeg ’k niets by ... (luistert met Hendrika aan de glazen deuren).
P r o s p e r: (bedwongen van opwinding, terwijlFélicité door linkerdeur opkomt). Daar zeg ’k, daar zeg ’k alleen zooveel by, dat wij ons niets, niemendal, nee niemendal te verwijten hebben... Dat’s — dat’s ’t noodlot — dat’s niemand’s, niemand’s schuld... (luistert mede aan de glas-deuren).
Félicité: Wat is 'r, pa ? Gompie, pa, wat staan jullie ?
Pr o sper: Niemendal! Niemendal! Dat wil zeggen, dat wil zeggen — wy erven, wy erven toch, je neef, je neef Baptiste en wy!... (glimlacherig-opgewonden) De, de ooievaar by je tante, by je tante komt goddank niet... (tot Charles, die naar den kachel gestrompeld is, en hem dreigend aanstaart). Wat kyk jy? Wat wil jy? (Charles schudt angstig het hoofd). Hou dan je oogen voor je, kwajongen! Wat verbeel jy je wel! Daar moet ’k, daar moet ’k Van der Wielen dadelijk van in kennis stellen! Die zal ’n gat in de lucht slaan! Bestaat — bestaat niet — reeds als geboren aangemerkt! ’t Is pyramidaal, pyramidaal! (gaat naar telephoon, wil spreekbuis opnemen, ziet het bordje „Gemeubileerde kamers te huur” terwijl boven de Piano een wals inzet). Jawel, jawel! (breekt het over z'n knie in tweeën). Goddank, goddank — we zijn ze kwijt — de indringers!
EINDE VAN HET DERDE UEDRIJF.
Berlin, 1 December 1910.