48 EERSTE BEDRIJF, VIJFTIENDE TOONEEL
Mathijs:
Welnee — welnee — meneer heeft wel meer klanten van me gezien. . . . Nou dan? Hoe heb ’k 't met je, Son? (zij wijkt onrustig — Jensen buigt beleefd — af met Mathijs. Met de hand voor den mond, blijft ze hoofdschuddend, diep-verslagen staan, kijkt dan koortsig door 9n spleet der gordijn jes. Mathijs keert onnoozel-starend, toch met glimlach, met deur waar der s-exploot in de hand terug, zet zich glimlachend aan de tafeL Ook zij gaat voor *t bureau zitten, zonder hem aan te zien. Dan na een langere stilte stapt hij op den stoel, draait twee der gasvlammen uit, kijkt op den stoel staande het papier nog eens in) ... . Hahaha! Hahaha! Nee jouw schuld was 't niet, dat-ie daar dien deurwaarder met die twee keurige getuigen voorbij moést! Je kon 't moeilijk zeggen. ... Ik heb nog wel hardop beweerd of de heeren d'r keus al hadden gedaan — maar die ezel van 'n deurwaarder, zeldzaam geborneerd exemplaar, zei net zoo hard-op dat-ie niet kwam om te koo-pen....
Sonja:
God, God — en ik, die al dien tijd zoo m'n best heb gedaan, om de winkeldeur open en toe, open en toe te doen.....
M a t h ij s (van den stoel springend) :
Hup! Zag je dat met twee beenen tegelijk?.... Ja, je heb de winkelschel heel verdienstelijk nagebootst. . . . (blaast lamp bij bureau uit) ... . Et voila!.... En dan was *t nog zoo'n miserabel-ongelegen interruptie van de telefoon. ... De beurs heeft vanmiddag 'n nieuwen knauw gekregen .... Plas vroeg surplus ...