46 EERSTE BEDRIJF, VEERTIENDE TOONEEL
op 'n zonnigen dag, lekkertjes schoon-gepoetst, op al de huizen van de stad zien kon, hielden je oogen 't niet uit!
Jensen:
Ik zei u met 'n half woord, dat wij bij de verbouwing heel graag één monumentaal front zouden willen hebben .... Ik kwam u polsen....
M a t h ij s:
Of ik m'n boeltje wil pakken? Nee, collega.
Jensen (glimlachend) :
. . . Dan moeten we u inmetselen.
Mat h ij s:
Ik zal 't u niet beletten.
Jensen:
Ik weet niet of u voor goeden raad vatbaar is... . Mathijs:
Hahaha! Opmerkelijk hoe je soms in 'n gesprek allebei 't zelfde tegelijk zeggen wil!
Jensen:
Ik luister met genoegen. . . .
Ma th ij s:
De oogen van 'n mensch zijn doorgaans, doorgaans grooter dan z'n maag. . . .
Jensen:
En omgekeerd.
Ma t h ij s:
De oude Babyloniërs — let op: soms nog komt de dominee uit m'n mouw! — vereerden ’n groo-ten draak. ,,Geef mij verlof, o koning, dan wil ik den draak dooden zonder zwaard of stok”, zei Daniël — en 'n gebak van pek, vet en haar stak-ie