EERSTE BEDRIJF, TIENDE TOONEEL 37
J e n s e n:
'k Zou wel meenen dat dat onderscheid 'n weinig noodzakelijk is — ik ben eenvoudig beambte van onze maatschappij — en in de verste verte niet de grootste aandeelhouder. Wist u dat niet?
M a t h ij s:
Och — ik bemoei me betrekkelijk weinig met m’n buren. . . .
Jensen:
Buren? U heeft links en rechts toch geen andere dan wij! ....
M at h ij s (quasi) :
Waarachtig?
Jensen (naar de zij van het bureautje wijzend) : 't Pand daar van Kwant 0 Co. en dat van de Weduwe Kareisen daarnaast, is sinds 't voorjaar ons eigendom. Wij hebben 't op de publieke veiling gemijnd. . . . (zich onderbrekend) ... . Ha-haha, dat moet ik ü, net ü komen vertellen!
M at h ij s (droog) :
Wel — dus is ’t toch waar! Ja, 'k had de klok wel zoo'n beetje hooren luien .... (een klok aan den wand slaat zes) . . . maar met zóóveel klokken in huis, niet waar?, interesseeren ie de klepels half. . . . (winkelschel. — Sonja komt uit keuken, groet Jensen knikkend, maakt achter zn rug *n lachend gebaar, gaat naar winkeU Mathijs
roept haar na) Voor niemand te spreken —
voor niemand, hoor je? (zij knikt geruststellend)
. . . .Dat was m'n dochter, m'n minderjarige procuratiehoudster. Goud waard voor 'n zaak. Ik kan 'r ex- en import toevertrouwen. Alle orders