EERSTE BEDRIJF, DERDE TOONEEL 19
Moeder (neerzittend) :
Daar kloppen me slapen bij! (tot Sonja) . . . Jawel, 't is goed! Lach maar. . . .
Sonja:
Moeke, 't is ook zoo mal, dat gevecht van jullie om 't gas....
M a t h ij s (de derde vlam op nieuw opstekend) :
. . . Dat was de derde kous — en nou nog de lamp op m'n schrijfbureau! (wil van den stoel afstappen).
Moeder:
Geen stap, geen stap, hoor je?
M a t h ij s (zn been terugtrekkend) :
. . . .Geen stap! Accoord. . . . (zit op de stoelleuning) Alles boven wel, Dorothea?
Moeder:
Schud je hoofd maar, Door, — da's mijn leven! 'n Zaak die op springen staat — as iemand ’t weet, weet jij 't! — en 'n man met 'n humeur om je 'n zenuwziekte te bezorgen! (huilerig van V brood happend) ’k Geloof dat-ie nog lachen zal, as~ie met z'n eenen voet in 't graf staat!
M a t h ij s:
Ja. Pertinent zeker. Al was 't alleen om de niét transcendentale eksteroogen aan dien fameuzen voet. Mag de petrolielamp ook aan, ja of nee? Ja of nee?
Door t j e:
Nou dacht ik dat je miserabel binnen zou kommen — dat je door al die elektrische ballen, waardoor je jullie étalage met de drie ongelukkige pitten gewoon niet meer ziet, ondersteboven zou