l8 EERSTE BEDRIJF, DERDE TOONEEL
Najaarsgroet van den lantaarnopsteker, en of 'r hiér ook lichten zijn?.... Maar één lamp op — da's drie te weinig! (tot Sonja) Op zij!
Moeder:
Je zal toch niet zoo krankzinnig zijn, Mathijs, om. . . .
M a t h ij s
Zoo losbandig zal 'k gewis en voorwaar! (klimt op Sonja*s stoel) ... .Al kost 't me tien, twintig kubieke meter extra vanavond.... ( tweede lamp van de kroon ontstekend) ... .Et voilà! .... (draait de kroon om) ... .
Moeder:
Jawel, maar ik ben 'r ook nog! Je laat 't, Mathijs .... Je laat 't. . . .
Mathijs:
,,Maar de aarde was nog woest, ledig en duister en met diepe wateren overdekt. Daarop sprak de Heer: het worde licht (derde lamp vlamt op)
. . . .En terstond werd het licht en helder. Dit was de derde gloeikous”....
Moeder (op haar stoel) :
. . . .Uit! (draait de tweede pit af). We zullen de paar centen die we hebben....
M a t h ij s :
Die we hadden. . . .
Moeder:
Die we hebben in 't water smijten! God, vader, schei uit met je idioot gelach!
Gr ootva:
Hè-hè-hè! — jullie staan ook zoo komiek — daar boven op die stoelen te redeneeren, hè-hè-hè!