EERSTE BEDRIJF, DERDE TOONEEL 17
hond nou nog leefde, hoorden we 't driemaal, as 'r iemand binnen kwam. . . .
Son ja:
. . . Om niks te koopen.
Do o r t j e:
Wees nou is verstandig, Santje.... 't Is geen pretje, as je ziet hoe ze met geweld 'n zaak naar de kelder helpen.
S on j a:
Ach kom! Wie 't eerst keldert, geeft 'n rondje, ha-ha~ha! Met in zak en asch te zitten, hemel je zeker in plaats van te kelderen! Zoolang vadertje *t vroolijk opneemt, doe ik 't ook, al hangt hij 'r nog n dozijn electrische booglampen voor de illuminatie bij!
Moeder (naar *t plots verlicht winkelraam kijkend ) :
Nou al 't licht op! Is Abraham stapel geworden? (naar de winkeldeur en in den winkel roepend) Abraham! .... O! Toe maar! Ik vind 't best. . . (naar de tafel terug).
Do o r t j e:
Is Mathijs? ....
Moeder:
Natuurlijk. Staat zelf de lampen an te steken, met ’n gezicht of-ie *t schik in heeft!
Derde Tooneel
MOEDER, SONJA, DOORTJE, MATHIJS, GROOTVA
Mathijs (in de winkeldeur-opening, met een wassen lichtontsteker in de hand — vroolijk):