14 EERSTE BEDRIJF, TWEEDE TOONEEL
Sonja:
Hè, moeke! Een die bij grootva al... .
Grootvar
Ja — ja — die bij mijn al... . (winkelschel) Vollek!
Moeder:
God, vader, ken je dat nou niet laten? Telkens die bel en telkens dat geroep van jou! Kom an tafel, om je boterhammen te eten.
Grootva:
Nee, ik kom ze wel halen, enkel halen, maar 't daglicht laat 'k niet voorbijgaan....
T weedeT ooneel
MOEDER, GROOTVA, SONJA, DOORTJE, ABRAHAM
Doortje (nerveus) :
Hè-je 't gezien? Hè-je 't al gezien?
Moeder:
Wat dan? Wat dan?
Doortje:
't Licht! 't Licht! 'n Licht om blind bij te worden! Kom dan! Kijk dan!
Sonja:
Bij ... bij .... ?
Doortje:
Bij wie anders? Daar zitten ze hier! Daar merken ze niks van! Daar eten ze d'r boterham bij!
Moeder (met Sonja naar winkel):
Wel allemachtig — heeft-ie alweer wat. ... (alle