EERSTE BEDRIJF, EERSTE TOONEEL 13
haast? Dat lap je me nou niet één keer meer: Alsjeblief: daar staan ze!
Abraham (de boterhammen meenemend) :
As 'k voor den jongen heer ruimen mot, dan mot ’k ruimen, en ik ken niet ruimen as 'k alles boven hou.
Moeder (die koffie geschonken heeft — hem een kop overreikend) :
En asjeblief — anders sleep je weer wat na be-nejen. . . .
Abraham:
Dr is nog geen suiker in — ha-je gister ook vergeten.
Moeder:
Mot je maar beter roeren.
Abraham (proevend) :
Proef niks.
Moeder:
Nou en je krijgt niemeer. Da’s met jullie niet bij te houen!
S o n j a:
Van te veel suiker krijg je 't zuur, Brammetje — en je melktandjes, Brammetje!
Abraham:
Ja, ja. Ik zeg niks. Ik denk — ik denk dubbel. (*n lepeltje grijpend) Dan zal 'k roeren — dan zal 'k. (af.)
Moeder:
Die zou bij andere patroons al lang an de dijk zijn gezet.
De Opgaande Zon 2