EERSTE BEDRIJF, EERSTE TOONEEL
Hé, nee, meneer! Hè, toe, zeg u nou niet zulke akelige dingen! Hè, nee — nee, dat meent u natuurlijk niet — en dat breng 'k vader ook zoo niet over! (schrikt opnieuw) Waarachtig? Ach! ach, (hangt gehoorbuis in toestel).
Grootva (terwijl Abraham, met de lantaarn scharrelend en nieuwsgierig luisterend, door winkeldeur heen gaat) :
. . . Wat was dat? Is 'r wat an ’t handje, dat je zoo zitten blijft?
Son j a:
Je zou dat ding soms in 'n hoek smijten! Enfin, we zullen zien! (vroolijk). De wereld vergaat maar eens — en doodgaan doe je geen twee keer!
Grootva:
Wie is 'r dood?
Son ja:
Niemand, hahaha!
Moeder (terug):
Heb jij geluisterd 1... . En ?
Son ja (luchtig):
Verkeerde aansluiting!
Moeder:
*k Heb je toch hooren praten. . . .
S o n j a:
Natuurlijk. Je kan toch niet als 'n doofstomme gebaren voor 'n telefoon maken! Hahaha! Grootva:
Mot je niet zeggen — ze zijn 'r an bezig om je van uit de verte net zoo te laten kijken. . . .
S o n j a:
Nou moeke — dan kan je 's morgens niet meer