drinken. Ik denk aan de magische betoveringen, uitgevoerd bij hun liefdes, waarbij de penis symbool is, de kaars symbool van de penis, bezweren, betoveren, aanbidden, als hij maar van mij blijft. Het doorsteken van portretten van rivalen. Geestelijke moorden, om de ander te vernietigen. Als hij maar van mij blijft.
...Telkens spreekt hij over haar onfrisheid, het ruiken naar zweet, de mufheid van haar haren, het vest aan de keukendeur, wat je van verre al toewalmde. Telkens spreekt hij over haar harde handen, rauw van de huishouding, die gedwongen naar zijn penis grepen, ongevoelig, o ja, dat is het stuk vlees, waarin een man lustgevoelens heeft, mal rond ding, wat moet ik ermee, afijn, hij moet zo nodig, over een paar minuten is het voorbij...
Zeventien jaar later zal het ook bij ons weggeschroeid zijn, we zullen van elkaar vervreemden als mensen, omdat we van elkaar vervreemden als minnaars. Ik zal dan 37 zijn, van hem weggaan. Ik zal na hem nog vele anderen hebben, ik zal hem herhaaldelijk nog spreken. Aan het eind zal ik hem, na een hartinfarct, zien liggen in een bed, dat eruit ziet als een grote wieg, met opgeknoopte gordijnen. In een ziekenhuis, in Den Haag. Hij zal dan een mooie pyjama aanhebben, naar de laatste mode, zoals altijd. Ik zal voor het laatst kijken naar zijn slapende, kinderlijke, verlangende gezicht, met de mooie volle mond, het prachtige profiel. Ik zal dan kijken naar zijn handen, die mijn lichaam koester